maandag 26 april 2010

sinusoïde

Met vereenzaamde krachten trok Tony van de zetel naar de kast. In de kast lagen twee aanstekers, een blauwe en een paarse, van bic. Voor sigaretten zou hij de deur uit moeten. De deur was al ver, laat staan buiten. Buiten was iedereen blij, er was geen wolk aan de hemel, zelfs geen vliegtuig. Hoe lang kunt ge blij zijn, zou het kunnen dat ge zegt "ik ben blij" en dat ge direct daarna niet meer blij zijt? Bij Tony kan dat. Blij zijn is iets waar ge niet over moet nadenken, ge zijt het of ge zijt het niet en dan vragen ze hem "zijde blij?", hij zegt ja en dan begint hij te denken en verwenst hij die stomme hoer, die hij zelfs niet goed kent, omdat ze zijn blij heeft verjaagd met haar bemoeinissige vragen. Tony dacht nu dat triestheid precies niet volgens dezelfde principes werkte als blijheid.
Tony stapte naar buiten, een beetje triest en hoopte dat hij iemand zou tegenkomen die vroeg "zijde triest?". De winkeljuffrouw vroeg enkel om geld. Verder vroeg niemand hem iets. Hij stak een sigaret op en vroeg het zichzelf. Hij besefte dat hij triest was omdat hij niet blij was. Hij vond dat ineens nogal stom en werd blij dat dat de hoofdreden was van zijn triestheid en vluchtte naar binnen, hij wilde vandaag niemand meer tegenkomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten