dinsdag 28 september 2010

wedergeboorte van de filosofie

In het lelijke wachthokje, een halve cilinder op een balk, stonden twee adolescenten te schreeuwen. Het leek alsof ze van elkaar hielden. Hij rood aangelopen, zijn roste haar stak nu niet af tegen zijn huid. Zij gesticuleerde als een blanke Mary J Blidge. "En gij wist daar niets van zeker?!" was het laatste wat ik hoorde, toen een tegenliggende trein razend tot stilstand kwam. Als in een stomme 16mm-film zag ik door de treinramen hoe hij met zijn rug tegen het glas van de balk ging staan, armen gekruist. Ik was ondertussen vertrokken richting Brussel.
Ik wilde ook erg hard ruzie maken, roepen dat het zo niet verder kon met de wereld, ons milieu, ons land, onze onbouwbare bruggen, de parkeerboetes en de rimpels in mijn vel. Naast mij zat een oude meneer ingedommeld, af en toe zorgden zijn oncontroleerbare zenuwen ervoor dat zijn voet op de treinvloer concerteerde. Verder was het helemaal stil.
Waarom was het nu weeral dat we leven?

woensdag 22 september 2010

op de grens der seizoenen

De eerste beukennootjes lagen op de grond. "Weet ge,", zei hij tegen Annelies, "ik heb er vrede mee genomen dat ik nooit gelukkig zal zijn." Alsmaar meer paardenkastanjes werden tijdens de de lente aangevreten door een rupsachtige, waardoor hun bladeren al in de zomer waren verschrompeld. Progeria's van het plantenrijk, dacht Annelies, maar ze wist niet wat ze moest antwoorden. Ze wilde uitleggen dat geluk voor haar kwam als vloed en wegbleef als eb. Geluk heb je soms, maar wordt niet gewezen en zal nooit gezuld zijn. "Alles komt goed.", zei ze weinig overtuigend en pufte een doffe zucht door haar neus. Hij beantwoordde hem met een nog doffere neuszucht, ze kon zijn haren bijna horen trillen.
Ze vulden beiden hun longen met de dikker geworden lucht.
Zo werd het herfst.