woensdag 9 januari 2013

de nacht wacht niet


Het begint zoals elke dag. Het is 8u desmorgens. Het geluid van de ventilator maakt me stilletjes wakker, zoalsgewoonlijk voor de wekker. In de spiegel zie ik wallen, zijn het de warmenachten of geraak ik ze nooit meer kwijt? Ik heb ooit gelezen dat naarmate jeouder wordt, je er in normale toestand steeds meer gaat uitzien zoals je eruitzag toen je jong was, maar dan na een blanke nacht of twee. Forever young andwaisted.
Ik gooi de helft van mijn pakje vers op straatgesneden mango-papaya-watermeloen in de blender, de andere helft bedek ik metyoghurt, maisvlokken en lijnzaad. Van de twee getoaste boterhammen geef ik ereen aan de kraaien. Akelige beesten, ‘the birds’ lijkt me een heel aannemelijkefilm.
Voor mijn interview in de namiddag print iksnel nog wat formulieren in de internetshop. De mevrouw kijkt me na al die tijdnog steeds aan alsof ze me voor de eerste keer ziet. De mond gaat niet open, deverveelde ogen wenken me naar een vrije computer. Kenyaanse ogentaal is eenlinguistisch departement op zich, ik moet nog veel oefenen.
Op straat steekt een welgekleed meisje haarhand uit. Ik vraag me af waarom zo iemand bedelt. “Don’t you remember me?”Natuurlijk, ik heb haar enkele weken al eens gezien. Het is gezellig babbelenop straat. Als we het over girlfriends hebben, kruip ik terug in de kast. Ookop facebook kan je niet meer zien met wie ik samen ben, sorry lief, ik ben hierbang van stigma. In Kenya ben je beter af als je niet openlijk voor jouwseksuele preferentie uitkomt. De ene gebruikt het huwelijk als een schild, deandere een kind, de meesten beide. Wie geen schild gebruikt, wordt geïsoleerd,gediscrmineerd, gevandaliseerd. Vele daarvan zijn mannelijke sekswerkers diebetaald worden door de getrouwde liefhebbers van de mannenliefde.
Nadat ik de overzetboot heb genomen, wacht ikin een minivan (matatu) die me richting Ukunda zal brengen. Ik bel nog evennaar Esther om een afspraak te maken. Esther werkt voor PEMA, een lesbo-gay-ende rest organisatie. Wat later wacht ik nog steeds, want de matatu wacht opklanten van de volgende ferry. De twee jongens die voor me zitten bieden me eenkrant aan. Vriendelijk. Bovenaan de krant staan telefoonnummers, namen en de vermelding“members of PEMA”. De stiekemerds hebben me afgeluisterd. Ik schrijf mijntelefoonnummer op een andere pagina en geef de krant terug. Kort daarna een sms:“Hi, we are both gay, would you like to know us?”. Ik antwoord dat ik researchdoe en dat ik hen wil ontmoeten. Dat is er niet van gekomen. KenyaanseSMS-communicatie is een ander vak dat ik nog moet leren. Ik was er in België alniet goed in.
In het health center in Ukunda is het kalm,zeer kalm. De man die ik zou interviewen heeft wat vertraging. 3 uur later benik het wachten zat, ik sta weer op straat, de man komt net uit een matatu, wegaan weer terug. Ik heb er geen zin meer in en dat is er aan te merken. De klusin geklaard in drie kwartier, dubbel zo snel dan normaal. Ik neem afscheid vande vrij onsympathieke man. Wat later belt hij me om te vragen of ik niets vergetenben, of ik niet zou betalen voor ‘refreshments’ en transport. Ja, dat staatinderdaad op mijn informed consent, het papier dat elke geinterviewde moettekenen. Maar hij werkt daar en we hebben helemaal geen refreshments gekregen.Ik vind hem op slag de onsympathiekste van al mijn geinterviewden.
Ik laat me met de moto, picky-picky, afzettenaan het eerste restaurant en eet er de beste pilau, rijst met iets erbij, dieik ooit heb gegeten en rook in drie sigaretten de embetante gevoelens van me af.Het is 8u des avonds.
Terug naar de ferry zitten we met 20 samen inde matatu (14 plaatsen), ik stap uit en kom terecht in een filmdecor. Ikverwacht dat Bond plotsklaps tussen de gloei-, spaar- en petroleumlampverlichtekraampjes een van de honderden pickypickydrivers van zijn moto duwt en wegzoeftrichting casino. Hij komt niet. Ik loop de verkeerde richting uit en hoor elkeandere seconde ‘nzungu’, wat witte man betekent. Ik ben voor het eerst inMombasa niet op mijn gemak.
Wanneer ik bij de ferry aankom, vaart die netvan me weg. Terwijl het volk zich verzamelt begint een lelijke man in tweestemmen het woord van God te prediken in het Swahili, afgewisseld met ingetogenliedjes uit de misvormde mond van de accordeonspeler. Soms is hij grappig, wantde mensen lachen. Hij wijst mijn richting uit, zegt een zin waarin hij ‘nzugnu’gebruikt en dan ‘God loves you the way you are’. De mensen lachen. Een meisjeknikt vriendelijk en bijna verontschuldigend naar me. Eindelijk is de ferryterug, de lelijke man nodigt iedereen, inclusief de nzungu, uit om te betalenvoor zijn preek. Ik denk er niet aan, ik geloof niet eens in god. Maar datbegrijpen ze hier niet. Je mag in alles geloven wat je wil, maar niet geloven,dat is geen optie.
Het is 22u15 en ik ben thuis. Het huis waarinik de laatste vier weken heb gewoond en waarin ik dingen begin te doen, die jedoet in een eigen huis. Ik verpot een plant, ruim de berging op, zet eendecoratief stuk op de salontafel. De dag eindigt zoals elke dag. Ik poets mijntanden en zie wallen in de spiegel.

Ik ben hier wel graag, hoe lang ik hier graagzou zijn, dat weet ik niet, want straks ga ik alweer weg. Terug naar het anderethuis, waar ik ook graag ben. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten